e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Broekhuizen

Overzicht

Gevonden: 1136
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rosmolen mange (fr.): maneezie (Broekhuizen), manège (fr.): manēzi (Broekhuizen) De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)] I-4, I-7
rotstraal rotstraal: rǫtstrǭl (Broekhuizen) Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.] I-9
ruggengraat ruggengraat: ruggegraot (Broekhuizen), rugstrang: rugstrank (Broekhuizen), rugstrānk (Broekhuizen) rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)] III-1-1
ruggenwervel wervel: wervel (Broekhuizen, ... ), wörvel (Broekhuizen) [N 10 (1961)] III-1-1
ruimte tussen opeenvolgende gebinten gebont: gǝbont (Broekhuizen) Het vak of de ruimte tussen de opeenvolgende gebinten in een stal of in een schuur, die wordt begrensd door de vlakken van twee gebinten en de buitenmuur of door één gebint en twee muren die dan een hoek vormen. Zie afbeelding 18 en de plattegronden bij paragraaf 1.2. Bij driebeukige gebouwen omvat zo''n vak een deel van de middenbeuk en een deel van de zijbeuken. Bij éénbeukige gebouwen kan begripsverwarring ontstaan met de ruimte tussen de stijlen, die immers in de buitenmuren staan. Zie daarom ook het lemma "ruimte tussen de stijlen" (3.3.9). Omdat bij éénbeukige gebouwen de gebinten vaak niet zo duidelijk zichtbaar zijn (vooral in de stallen) en bij nieuwere gebouwen met dragende muren gebinten ontbreken, is de in dit lemma bedoelde ruimte voor vele informanten een onbekend begrip (met name in L 269, 271, 289, 296, 330, 375, 378, 378*, 381b, 0426, 429, Q 15, 32, 32a, 95, 99, 102, 112, 119, 121, 196, 203, 208 en 222). Van belang en interessant is de metonymische naamsoverdracht die zich in dit lemma herhaaldelijk voordoet: de benaming van de gebinten gaat over op die voor de ruimte tussen de gebinten. Zie afbeelding 15.' [N 4, 3; N 4A, 9a; A 25, 17] I-6
rundvleessoep rundssoep: Syst. WBD  rundssoep (Broekhuizen) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
sabbelen sabbelen: sabbele (Broekhuizen), zeveren: zeivere (Broekhuizen), zoebelen: zoebele (Broekhuizen) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
saus saus: sówz (Broekhuizen) saus [RND] III-2-3
scapulier scapulier: en schabbeléér (Broekhuizen), en skabelier (Broekhuizen) Scapulier (schouderkleed) [skabbeleer]. [N 07 (1961)] III-3-3
schaapsschaar schaap(s)scheer: sxǫpsxīr (Broekhuizen) Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.] I-12