e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Broeksittard

Overzicht

Gevonden: 1132
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braaf braaf: braaf (Broeksittard), ⁄t keindj is braaf (Broeksittard) braaf [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4
braakland braakland: brǭklanjtj (Broeksittard) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen braakliggen: brǭklęqǝ (Broeksittard) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes bramelen: braomel (Broeksittard), broumel (Broeksittard) braambes [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-3
braamstruik bramelenstruik: braomelestroek (Broeksittard), bramenstruik: broumeštroek (Broeksittard) braam (struik) [Roukens 03 (1937)] || braamstruik [SGV (1914)] III-4-3
braden braden: braoje (Broeksittard) braden [SGV (1914)] III-2-3
braken kotsen: kòtse (Broeksittard) kotsen [SGV (1914)] III-1-2
branden branden: de stouf brandj (Broeksittard) brandt [de kachel ~ ] [SGV (1914)] III-2-1
brander van een lamp brander: brenjer (Broeksittard) brander (v. e. lamp) [SGV (1914)] III-2-1
brandhout brandhout: brandjhout (Broeksittard), brantjhoͅu̯t (Broeksittard) [SGV (1914)]brandhout [SGV (1914)] I-7, III-2-1