19693 |
huis, woning |
huis:
hoes (L434a Broeksittard)
|
huis [SGV (1914)]
III-2-1
|
19673 |
huishouden |
huishouden:
hoeshauwe (L434a Broeksittard)
|
huishouden [SGV (1914)]
III-2-1
|
24172 |
huismus, mus |
mus:
mösch (L434a Broeksittard)
|
musch [SGV (1914)]
III-4-1
|
24389 |
huisvlieg, vlieg |
huisvlieg:
hoesvleeg (L434a Broeksittard),
vlieg:
vleeg (L434a Broeksittard, ...
L434a Broeksittard)
|
huisvlieg [SGV (1914)] || vlieg [SGV (1914)] || vlieg, huisvlieg [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
17997 |
huiveren |
huiveren:
huvere (L434a Broeksittard)
|
huiveren [SGV (1914)]
III-1-2
|
19886 |
huurhuis |
huurhuis:
huurhoes (L434a Broeksittard)
|
huurhuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21333 |
huurpenning |
huurpenning:
huurpenning (L434a Broeksittard)
|
huurpenning [SGV (1914)]
III-3-1
|
20429 |
huwelijk |
huwelijk:
huwelik (L434a Broeksittard)
|
huwelijk [SGV (1914)]
III-2-2
|
25157 |
ijzelen |
ijzelen:
iezele (L434a Broeksittard)
|
ijzelen [SGV (1914)]
III-4-4
|
32907 |
ijzeren gaffel, oogstgaffel |
gaffel:
gafǝl (L434a Broeksittard)
|
Twee- of drietandige ijzeren vork, met lange, enigszins gebogen tanden en een lange houten steel, gebruikt om hooi of korenschoven op te steken en op de wagen te laden. Zie afbeelding 10, b. Voor het voorkomen van de term riek en van varianten van het type gāfel, zie de toelichting bij het lemma ''houten gaffel''. Voor de fonetische documentatie van het woorddel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 27; JG 1a, 1b; A 28, 2; L 1 a-m; L 16, 18a; L B2, 241; Lu 6, 2; S 9; Wi 3; Av 1 III 5a, b; monogr.]
I-3
|