| 34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
jiep, jiep:
jip, jip (L434a Broeksittard)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
| 34218 |
roep- en lokwoord voor de koe |
ida:
ida (L434a Broeksittard)
|
Men roept de koe naast de algemene benamingen koe, muk enzovoorts ook met het noemen van de kleur, b.v. zwarte en met een eigennaam als Lies en Berta. [N C, 16; VC 14, 2a (r]
I-11
|
| 34219 |
roep- en lokwoord voor het kalf |
ida:
ida (L434a Broeksittard)
|
Met kan een kalf roepen met de algemene benamingen kalf, kalfje, muk enzovoorts, met eigennamen als Liesje, met klanknabootsingen of eventueel met het rammelen van melkemmers. [N C, 17; VC 14, 2b (r]
I-11
|
| 34377 |
roep- en lokwoord voor het varken |
kuus, kuus:
kuš, kuš (L434a Broeksittard)
|
In plaats van kuus roepen klakt men ook wel met de tong. [N 19, 11a; VC 14, 2c (r]
I-12
|
| 34442 |
roep- en lokwoorden voor het lam |
lem, lem:
lɛm, lɛm (L434a Broeksittard)
|
[N 19, 74b; VC 14, 2k (R]
I-12
|
| 34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lem, lem:
lɛm lɛm (L434a Broeksittard)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
| 21362 |
roepen |
roepen:
roope (L434a Broeksittard)
|
roepen [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 34460 |
roepwoord voor de geit |
met, met, met:
mɛt, mɛt, mɛt (L434a Broeksittard)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
| 34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
mettetje:
mɛtǝkǝ (L434a Broeksittard)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
| 25088 |
roest |
roest:
ros (L434a Broeksittard)
|
roest [SGV (1914)]
III-4-4
|