| 34024 |
rund |
rind:
rentj (L434a Broeksittard)
|
Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.]
I-11
|
| 21364 |
ruw, hard |
ruw:
roew (L434a Broeksittard)
|
ruw [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 25042 |
ruw, ruig |
ruw:
roew (L434a Broeksittard, ...
L434a Broeksittard)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
| 21332 |
samenspannen |
heulen:
heule (L434a Broeksittard)
|
heulen (met iemand) [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 31806 |
schaaf |
schaaf:
šāf (L434a Broeksittard)
|
Werktuig, bestaande uit een houten blok waarin een beitel in schuine stand zodanig is bevestigd, dat het snijvlak ervan aan de onderzijde enigszins uitsteekt. De schaaf wordt gebruikt om hout vlak te maken of om er een bepaalde vorm aan te geven. [N 53, 53; S 30; monogr.]
II-12
|
| 19507 |
schaal |
schaal:
schaol (L434a Broeksittard)
|
schaal [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 34381 |
schaap |
schaap:
sǭp (L434a Broeksittard)
|
Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.]
I-12
|
| 25068 |
schaars |
raar:
raar (L434a Broeksittard)
|
schaars [DC 16 (1948)]
III-4-4
|
| 22313 |
schaatsen |
schaatsen:
sjaatse (L434a Broeksittard)
|
Schaatsenrijden [sjatsen, sjtriksjoon loupe]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
| 19081 |
schaden (ww.) |
schaden:
schaje (L434a Broeksittard)
|
schaden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4
|