e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

Gevonden: 4619
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fijnkool fijnkool: fīnkoal (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Steenkolen met een afmeting kleiner dan 10 mm. [N 95, 463] II-5
fijt fijt: fīēt (Brunssum), ut fiĕt (Brunssum) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas filet: fĭĕ⁄lee (Brunssum), ossehaas: òssehāās (Brunssum) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal tweede winkel: 2e winkul (Brunssum) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1
fladderen flodderen: flodderən (Brunssum) fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)] III-4-1
flaphoed flambard (fr.): flambaar (Brunssum) flaphoed, slappe hoed met brede luifel [flambaar(hoed)] [N 25 (1964)] III-1-3
flauw flauw: flauw (Brunssum) niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3
flauwvallen flauwvallen: flauw valle (Brunssum), kwalijk vallen: koalik valle (Brunssum), koalik vallu (Brunssum), kwalijk - [neervallen, cfr. vraagstelling]; doch in aansluiting met andere antwoorden gewoon kwalijk vallen (rk).  koalik [vallen} (Brunssum), niet goed worden: neet goot wéérə (Brunssum), van de sokken gaan: van de zukke goan (Brunssum) het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flens flens: flɛns (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma]) Opstaande rand aan het einde van buizen om deze met schroeven aan elkaar te kunnen verbinden. [N 95, 826; monogr.] II-5
flensje koekje: keuksken (Brunssum), platsje: plét⁄skə (Brunssum) flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3