17763 |
hoektand |
oogstand:
oogstandj (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
hoektand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22358 |
hoepel |
reep:
reep (Q035p Brunssum),
ee open
reep (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
a) Grote houten of ijzeren ring die met een stokje of een ijzeren haak wordt voortgedreven, zodat hij over de weg voortrolt [hoepel, reep, kuil]. [N 88 (1982)] || hoepel [SGV (1914)]
III-3-2
|
22359 |
hoepelen |
repen:
reepe (Q035p Brunssum),
ringlopen:
oo open
rink loope (Q035p Brunssum)
|
b) Met de hoepel spelen [hoepelen, banden, repen]. [N 88 (1982)] || hoepelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18319 |
hoepelrok |
repenrok:
reiperok (Q035p Brunssum)
|
hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18017 |
hoest |
hoest:
hoos (Q035p Brunssum),
hoost (Q035p Brunssum)
|
hoest [SGV (1914)]
III-1-2
|
18018 |
hoesten |
bulseren:
WNT: bulsen, afl. buls: hoest.
bulsjere (Q035p Brunssum),
hoesten:
hooste (Q035p Brunssum),
hōstǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
[N 95, 964]hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)]
II-5, III-1-2
|
18307 |
hoge herenschoen |
hoge schoen:
hoeg schoon (Q035p Brunssum)
|
herenschoenen, hoge ~ [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32445 |
hoge klomp |
hoge klomp:
hūǝgǝ [klomp] (Q035p Brunssum)
|
Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.]
II-12
|
18376 |
hoge klomp? |
hoge klomp:
hoege klomp (Q035p Brunssum)
|
klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18352 |
hoge rijgschoen |
rijgschoen:
rie-schoon (Q035p Brunssum)
|
laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)]
III-1-3
|