18350 |
hoge schoen met elastieken tussenstukken |
rekschoen:
rikschoon (Q035p Brunssum)
|
schoenen, hoge ~ met elastieken tussenstukken in de schacht [boddekeens] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21866 |
hogen |
opbieden:
opbeĕju (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] || het bedrag waarmee men het bod verhoogt (door bijv. als verkoper mee te bieden) op een veiling [hoog] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27818 |
holle boor |
holboor:
hǫlboar (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Holle boorstang. Deze biedt de mogelijkheid om nat te boren. [N 95, 803; monogr.]
II-5
|
24324 |
hommel |
hommel:
WLD
hoemul (Q035p Brunssum),
hommer:
hoeəmer (Q035p Brunssum),
hòmer (Q035p Brunssum)
|
Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
knauwel:
kná⁄wəl (Q035p Brunssum),
knode:
knao (Q035p Brunssum)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19784 |
hond |
hond:
hontj (Q035p Brunssum)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
20614 |
honger hebben |
honger hebben:
hònger hubbe (Q035p Brunssum)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20623 |
hongerig |
hongerig:
hòngerig (Q035p Brunssum)
|
hongerig [greeg] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21043 |
honing |
honing:
huǝneŋ (Q035p Brunssum),
hǫneŋ (Q035p Brunssum)
|
Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.]
II-6
|
28667 |
honingdrank |
honingdrank:
huneŋdraŋk (Q035p Brunssum)
|
Na de verwijdering van de honing uit de raten houdt men ruwe was over die gezuiverd wordt met water. De gegiste honing- en wateroplossing wordt dan mee of mede, honingdrank genoemd. [N 63, 120a; R 3, 45; Ge 37, 148; JG 2b-5, add.; monogr.]
II-6
|