e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jong varken bag: bak (Brunssum), bax (Brunssum), baggen (mv.): bage (Brunssum), baqǝ (Brunssum) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12
jonge brasem bliek: WLD  blēēk (Brunssum) De jonge brasem is zilverglanzend (bleek, bliek) [N 83 (1981)] III-4-2
jonge duif pieper: pieper (Brunssum, ... ) Jonge duif. III-3-2
jonge gans gansje: gø̜i̯skǝ (Brunssum), ganzenkuiken: gou̯zǝkȳkǝ (Brunssum) De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.] I-12
jonge geit geitje: gētjǝ (Brunssum), lammetje: lɛmkǝ (Brunssum) [N 19, 71a; N 77, 75; A 9, 21; JG 1a; monogr.] I-12
jonge kip jonge pul: joŋ pøl (Brunssum), pul: pø̜l (Brunssum) Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12
jonge vrouw jonkvrouw: jonkvrouw (Brunssum) jonge vrouw [kuie, koje, keuje] [N 86 (1981)] III-2-2
jongen jong: jong (Brunssum), joͅŋ (Brunssum) jongen [DC 05 (1937)] || jongen (knaap) [SGV (1914)] III-2-2
jongen met wie een meisje verkering heeft jong: minə joͅŋ (Brunssum), vrijer: vriëur (Brunssum) de jongen met wie men verkering heeft [caprice, flip, vrijer] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)] III-2-2
jongen met wie men verloofd is jong: jong (Brunssum) verloofde [mannelijk] [caresseur] [N 87 (1981)] III-2-2