25249 |
maat, algemeen |
maat:
maot (Q035p Brunssum)
|
de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25264 |
maatje, maat van 0,1 liter |
maatje:
moatju (Q035p Brunssum)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27147 |
magazijn |
magazijn:
magazīn (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Laura, Julia])
|
Algemene benaming voor een ondergronds of bovengronds magazijn. Het woordtype "catrîye" is specifiek van toepassing op een ondergronds magazijn. [N 95, 9; Vwo 492; Vwo 222; monogr.]
II-5
|
17554 |
mager |
mager:
mager (Q035p Brunssum),
mááger (Q035p Brunssum),
schraal:
sjraal (Q035p Brunssum)
|
mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
34128 |
mager kalf |
mager kalfje:
māgǝr køi̯fkǝ (Q035p Brunssum)
|
[N 3A, 147b]
I-11
|
17555 |
mager worden |
afnemen:
ààfnummə (Q035p Brunssum),
afslanken:
aafschlanken (Q035p Brunssum)
|
Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
34127 |
magere koe |
schrankel:
šraŋkǝl (Q035p Brunssum)
|
[N 3A, 147a]
I-11
|
28395 |
magere kool |
huisbrand:
huisbrand (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Domaniale])
|
Steenkool met tien tot veertien procent vluchtige bestanddelen. [N 95, 460; monogr.]
II-5
|
19110 |
maken |
maken:
maakə (Q035p Brunssum)
|
maken [DC 02 (1932)]
III-1-4
|
21117 |
mals, gezegd van boter |
week:
week (Q035p Brunssum)
|
mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)]
III-2-3
|