24331 |
meikever |
meikever:
i open
mijkèver (Q035p Brunssum),
WLD
meejkēevur (Q035p Brunssum)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [SGV (1914)]
III-4-2
|
22499 |
meikoningin |
meiliefste:
Elke jongen speelde op een zelfgemaakte fluit van wiejehoot. De zondag daarna als de Hoogmis uit was troch elke jongen zien leef moel de herberg in en trakteerde haar op jenever met suiker. Ook werd er een stam opgesierd meet linten en groen: dr meiboom. De meiboom was het symbool van vruchtbaarheid.
meileefste (Q035p Brunssum)
|
Op 30 april s avonds kwamen de jongens bij elkaar om uit te maken welke jongens bij welke meisjes pasten (het zogenoemde meilieëne).
III-3-2
|
20309 |
meisje |
meidje:
mēͅtjə (Q035p Brunssum),
mètje (Q035p Brunssum)
|
meisje [SGV (1914)] || meisje; Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
meidje:
meëdju (Q035p Brunssum),
mi mēͅtjə (Q035p Brunssum)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
meidje:
meëdju (Q035p Brunssum)
|
verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18736 |
meisjeshemd? |
lijfje:
liefke (Q035p Brunssum)
|
Onderhemd voor meisjes. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van meisjes? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18734 |
meisjesonderbroek? |
onderbroek:
ongerbrook (Q035p Brunssum)
|
Onderbroek voor meisjes. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18583 |
meisjesondergoed |
ondergoed voor meidjes:
ongergood veur maedjes (Q035p Brunssum)
|
Ondergoed voor meisjes. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18125 |
melaatsheid |
leepziekte:
leĕpziektu (Q035p Brunssum)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20970 |
melig |
melig:
WLD
mealig (Q035p Brunssum)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|