25560 |
nog niet uitgerezen deeg |
kapot:
kapot (Q035p Brunssum),
niet genoeg gegangen:
nēt gǝnox gǝgaŋǝ (Q035p Brunssum)
|
[N 29, 26a; monogr.]
II-1
|
28363 |
noodkabel |
nooddraad:
noǝtdrǭt (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
noodkabel:
noǝtkābǝl (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Julia]),
trekdraad:
trękdroat (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De trekdraad die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en verbonden is met een seinfluit, een seinbel, of een noodschakelaar. In het laatste geval kan men met behulp van deze draad het transportmiddel op ieder moment en op iedere plaats in de pijler stilzetten. Omdat uit de vragen N 95, 484 ("trekdraad"), N 95, 660 ("noodkabel") en N 95, 669 ("nooddraad") niet duidelijk wordt of het de nooddraad van een seinfluit, seinbel, of noodschakelaar betreft, zijn in dit lemma alle antwoorden op de drie vragen bijeengezet. De woordtypen "seinkabel", "bellekabel", "seindraad" en "noodsein" wijzen waarschijnlijk op een signaalinstallatie. Het woordtype "noodschakelaar" (Q 21, Q 33, Q 112a) duidt erop dat men in de desbetreffende mijnen de noodschakelaar en de daarbijbehorende draad als een geheel beschouwde. [N 95, 484; N 95, 660; N 95, 669]
II-5
|
28364 |
noodschakelaar |
noodschakelaar:
noǝtšakǝlār (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Maurits])
|
Schakelaar waarmee men in geval van nood het transportmiddel stil kan zetten. Zie ook het lemma Noodkabel. Volgens een invuller uit Q 121 was op de Domaniale mijn aan de noodschakelaar een lamp aangesloten, waarmee geseind kon worden. [N 95, 483]
II-5
|
20809 |
noot |
noot:
noët (Q035p Brunssum)
|
noot [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
28391 |
nootjeskool |
nootjes 4:
nø̄jtjǝs vēr (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Kolensoort waarvan de afmeting varieert van 6 tot 120 mm. [N 95, 467]
II-5
|
21348 |
nors |
roepetig:
roepetig (Q035p Brunssum)
|
norsch (barsch) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21122 |
noten afslaan |
afslaan:
WLD
aafschlaao (Q035p Brunssum)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33501 |
notendop |
helle schil:
WLD
hel schil (Q035p Brunssum)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
21706 |
notulen |
notulen:
notuln (Q035p Brunssum)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28261 |
nummeren |
nommeren:
nomǝrǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Mijnwagens met krijt voorzien van een nummer of een merkteken om ze op deze wijze te kunnen tellen. [monogr.; N 95, 677; N 95, 682]
II-5
|