21722 |
proces |
proces (<lat.):
preces (Q035p Brunssum)
|
de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21515 |
proces-verbaal |
proces (<fr./lat.):
proces (Q035p Brunssum)
|
het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23243 |
processie |
bronk:
bronk (Q035p Brunssum),
processie (<lat.):
(proses) (Q035p Brunssum)
|
processie [SGV (1914)]
III-3-3
|
28011 |
produktiegereed |
vaardig:
vęadex (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Gezegd van een pijler die gereed is om in produktie gebracht te worden. [N 95, 198]
II-5
|
17742 |
proeven |
keuren:
kaore (Q035p Brunssum),
koare (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum),
köa⁄rə (Q035p Brunssum),
proeven:
preuve (Q035p Brunssum),
preuven (Q035p Brunssum)
|
proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profuteeru (Q035p Brunssum),
pròfətéérə⁄ (Q035p Brunssum)
|
een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27588 |
promotie maken |
promotie maken:
promōsi mākǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
In rang bevorderd worden of meer loon krijgen. [N 95, 1003]
II-5
|
18221 |
pronken |
pronken:
pronku (Q035p Brunssum),
strontsen:
štronse (Q035p Brunssum)
|
in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || pronken [SGV (1914)]
III-1-3
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
struisveer:
sjtroesveer (Q035p Brunssum)
|
pronkveer op een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20506 |
proosten |
aanstoten:
ààn⁄sjtŏĕətə (Q035p Brunssum)
|
proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|