17885 |
ruk |
stuik:
schtoek (Q035p Brunssum),
sjtŏĕk (Q035p Brunssum)
|
Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25148 |
rukwind |
stuifwind:
ənə sjtōēf winjt (Q035p Brunssum)
|
windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
34022 |
rundvee |
vee:
vī (Q035p Brunssum)
|
Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
24371 |
rups |
koolrups:
oe (in koel) met oo klank
koel-roepsj (Q035p Brunssum),
rups:
roepsj (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum,
Q035p Brunssum),
roepš (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
17832 |
rusten |
resten:
[sic]
reste (Q035p Brunssum),
schaften:
schaftu (Q035p Brunssum)
|
rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21708 |
rusthuis |
bejaardenhuis:
bujaardnhoes (Q035p Brunssum)
|
een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18119 |
ruw |
ruw:
roeë (Q035p Brunssum)
|
Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21364 |
ruw, hard |
ruw:
roew (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum),
roĕ (Q035p Brunssum)
|
ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
25042 |
ruw, ruig |
ruw:
roew (Q035p Brunssum),
roewɛ̄ (Q035p Brunssum)
|
ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)]
III-4-4
|
29731 |
ruwe stenen |
zonnebakkers:
zǫnǝbɛkǝš (Q035p Brunssum)
|
In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.]
II-8
|