e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaden (ww.) scha: scha (Brunssum), scha doen: scha doee (Brunssum) schaden (ww.) [SGV (1914)] III-1-4
schaduw, lommer schatten (du.): in der shatte (Brunssum), scheem: de šeem (Brunssum), der sheem (Brunssum), sjéém (Brunssum), šjeem (Brunssum) (de) schaduw [DC 23 (1953)] || (in) de schaduw (zitten) [DC 49 (1974)] || schaduw [SGV (1914)] || schaduw (donkere vlek achter een persoon) [DC 49 (1974)] || schaduw (lommer) [RND] III-4-4
schaft botteren: butǝrǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De invuller uit Q 121c merkt voor de Domaniale mijn op dat de schaft duurde van half elf tot kwart voor elf. [N 95, 55; N 95, 53a; N 95, 53b; N 95, 50; monogr.; Vwo 494; Vwo 498; Vwo 679] II-5
schaftboterhammen botterhammen: (enk)  botram (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Boterhammen die mee ondergronds werden genomen. "Dobbelen" waren dubbele boterhammen die men at tijdens de pauze. [N 95, 51; monogr.] II-5
schaften botteren: butǝrǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schaften: schaftu (Brunssum), sjàftə (Brunssum), ungeren: unjere (Brunssum) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] || schaften [SGV (1914)] || Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5, III-3-1
schaftlokaal schaftlokaal: šaflokāl (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6] II-5
schafttijd schafttijd: schaftied (Brunssum), schofttijd: šoftit (Brunssum), ungeren: alleen voor de landbouwer in den zomertijd v. Pinksteren tot Oct. v. ná t middagmaal tot 3 uur  unjere (Brunssum) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || schafttijd [RND], [SGV (1914)] III-3-1
schande schande: šjanj (Brunssum) schande [SGV (1914)] III-3-3
scharrelen scharren: šarǝ (Brunssum) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schaterlachen baljoenen: dezelfde betekenis.  baljoēne (Brunssum), kapot lachen: kapot lache (Brunssum), kwaken: kwaake (Brunssum), schateren: sjaatere (Brunssum) bescheuren, iets bescheuren in de betekenis van erbij scheuren van het lachen; betekenis/uitspraak [N 38 (1971)] || schaterlachen; inventarisatie gebruik [N 38 (1971)] III-1-4