26360 |
spie |
kijl:
kīl (Q035p Brunssum)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
špeegel (Q035p Brunssum)
|
spiegel [SGV (1914)]
III-2-1
|
21430 |
spieken |
afkijken:
aafkiëke (Q035p Brunssum)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
17569 |
spier |
muskel (du.):
moeskel (Q035p Brunssum)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24429 |
spiering |
spiering:
WLD
schpierink (Q035p Brunssum)
|
Hoe noemt u de spiering: een kleine beenvis. De schedel is min of meer doorzichtig. Hij komt voor aan de westkust van Europa en trekt in april-mei de rivieren op. Hij is zilverachtig en kan ± 15cm lang worden (spiering, spirk, pin) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22401 |
spiertje trekken |
zwegel trekken:
sjweegel trikke (Q035p Brunssum)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
langs de school verstrijken:
z. langs gen schoeel verštrieke (Q035p Brunssum)
|
spijbelen [SGV (1914)]
III-3-1
|
24379 |
spin |
spin:
sjpin (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum),
špɛn (Q035p Brunssum),
i open
špin (Q035p Brunssum)
|
huisspin, kamerspin, die binnenshuis horizontale webben spant [N 26 (1964)] || spin [RND], [SGV (1914)] || spin [spinnekop, spinnenbijter, vrijer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20121 |
spinnen |
spinnen:
špęnǝ (Q035p Brunssum)
|
De handeling die met behulp van een spinnewiel werd verricht. Vooral voor vlas en hennep was het raadzaam de spinvingers nat te houden tijdens het spinnen. Hiervoor had men een klein potje met water aan rokken of wiel hangen (Weyns, pag. 844-845). Soms werden daartoe ook wel kleine, twee-orige kruikjes van ongeveer 7 cm hoog gebruikt, gebakken onder andere te Raeren. [N 34, C; RND 3; Wi 27; S 34; monogr.]
II-7
|
24381 |
spinnenweb |
spinnengeweef:
sjpinne-gewééf (Q035p Brunssum),
spinnegewēēf (Q035p Brunssum),
špɛnəgəwe.f (Q035p Brunssum),
spinnenweb:
spínnewèp (Q035p Brunssum)
|
spinnenweb [RND] || spinneweb [N 26 (1964)] || spinneweb [spinnegeweef, -gewep, -kop] [N 26 (1964)]
III-4-2
|