19327 |
stijfkop |
stijfkop:
sjīēf⁄kòp (Q035p Brunssum),
sjtiefkop (Q035p Brunssum)
|
iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19328 |
stijfkoppig |
wars:
weĕsch (Q035p Brunssum)
|
niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27896 |
stijl, stempel |
ijzeren stijl:
īzǝrǝ [stijl] (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
stijl:
štil (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Algemene benaming voor het verticaal of haaks op de laag geplaatste houten of metalen steunelement in mijngangen en winplaatsen. De invuller uit Q 3 kent twee soorten stijlen: de "stempel" die in galerijen en pijlers wordt gebruikt en de "montant" die alleen in galerijen wordt toegepast. Volgens de respondent uit L 417 is de "stempel" van hout, de "montant" van ijzer. Een ijzeren stijl voor in de pijler is naar zijn zeggen het "mannetje". Het woordtype "apôye" is van toepassing op een houten stijl, meestal vervaardigd uit denne- of eikehout (Vanwonterghem pag. 49). [N 95, 292; N 95, 333; N 95, 290; Vwo 62; Vwo 387; Vwo 529; Vwo 530; Vwo 746; Vwo 747; Vwo 758; Vwo 780; Vwo 781]
II-5
|
27899 |
stijlen haaks op de laag plaatsen |
[stijlen] bergslag zetten:
bɛrxšlāx zętǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Stijlen loodrecht tussen dak en vloer, in gangen waar dak en vloer niet evenwijdig aan elkaar lopen, haaks onder het dak plaatsen. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 295]
II-5
|
27901 |
stijlen schuin bevestigen |
(de stijlen) op sprong zetten:
op šproŋk zętǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma])
|
Stijlen schuin bevestigen. Door het schuin plaatsen van de stijlen van een ondersteuning kan deze meer weerstand bieden aan de druk vanuit de zijwanden. Bovendien bereikt men hiermee dat de vervoerruimte beneden in de gang, dus de meest nuttige ruimte, groter wordt bij eenzelfde gangdoorsnede. Zie voor "stijlen", "stempels" etc., het object van deze handeling, het lemma Stijl, Stempel. [N 95, 294; N 95, 295; N 95, 300; monogr.]
II-5
|
28083 |
stijlentrekker |
sylvester:
selvɛstǝr (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Werktuig waarmee ondersteuningen uit het ontkoolde pand kunnen worden weggetrokken. De stijlentrekker bestaat uit een tandheugel waarlangs het zogenaamde huis kan worden bewogen door middel van een hefboom. Aan het huis is een trekketting bevestigd die aan de te verwijderen stijl wordt vastgemaakt. [N 95, 591a; N 95, 591b; monogr.; N 95A, 13]
II-5
|
18014 |
stikken |
stikken:
schtikku (Q035p Brunssum)
|
Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28196 |
stiklucht |
stikloft:
štekluf (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een mengsel van stikstof en koolzuurgas. [N 95, 231; monogr.]
II-5
|
17738 |
stinken |
stinken:
schtinku (Q035p Brunssum),
sjtinkə (Q035p Brunssum)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
19708 |
stoel |
bandstoel:
bantjštōl (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Winterslag, Waterschei]),
stoel:
štōl (Q035p Brunssum)
|
Console waarop de draagrollen van een transportband zijn bevestigd. [N 95, 637; N 95, 641] || stoel [SGV (1914)]
II-5, III-2-1
|