20847 |
suiker |
suiker:
soeker (Q035p Brunssum)
|
suiker [SGV (1914)]
III-2-3
|
33230 |
suikerbiet |
suikerkroot:
sukǝrkroat (Q035p Brunssum),
sukǝrkrūǝt (Q035p Brunssum),
sukǝrkrǭt (Q035p Brunssum)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20785 |
suikerbrood |
klontjesbrood:
klŏntjes broëd (Q035p Brunssum),
klontjesweg:
kluntjes wek (Q035p Brunssum),
suikerweg:
soeker wik (Q035p Brunssum),
soekerwek (Q035p Brunssum)
|
brood waarin suiker gebakken wordt [N 29 (1967)]
III-2-3
|
20543 |
suikerklontje |
klontje:
kluntjen (Q035p Brunssum),
klön⁄tjə (Q035p Brunssum)
|
klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20358 |
suikeroom |
suikernonk:
sukərnoͅŋk (Q035p Brunssum)
|
erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20260 |
suikertante |
suikertant:
sukərtant (Q035p Brunssum)
|
erftante (suikertante) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17735 |
suizen van de oren |
suizen:
sōēze (Q035p Brunssum),
tuiten:
tōēte (Q035p Brunssum)
|
suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17978 |
sukkelen |
sukkelen:
sukkulu (Q035p Brunssum)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (kwijpelen, plaaieren, op de sukkelbaan zijn, in het sukkelstraatje zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25643 |
taai-taaikruiden |
anijszaad:
anijszaad (Q035p Brunssum)
|
De kruiden die in taai-taaideeg worden verwerkt. In N 29, 87b werd gevraagd naar de "grondstoffen van taai-taaideeg". Uit de antwoorden zijn twee lemmata gedistilleerd t.w. ''taai-taaikruiden'' en ''zoetstof voor taai-taai''. De woordtypen "potas", "koolzuur "ammoniak", "water", "melk", "maagzout" zijn verder in het lemma niet fonetisch gedocumenteerd. Vergelijk het lemma ''peperkoekkruiden''. [N 29, 87b]
II-1
|
25651 |
taai-taaiplank |
mal:
mal (Q035p Brunssum)
|
Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.]
II-1
|