21826 |
taal |
spraak:
schpraok (Q035p Brunssum)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20745 |
taart |
taart:
taart (Q035p Brunssum)
|
taart [SGV (1914)]
III-2-3
|
20891 |
tabak |
toebak:
toebak (Q035p Brunssum)
|
tabak [SGV (1914)]
III-2-3
|
20577 |
tabakspruim |
sjiek:
sjiek (Q035p Brunssum),
sjiekje:
sjĭĕkskə (Q035p Brunssum)
|
pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19667 |
tafel |
dis:
døš (Q035p Brunssum),
tafel:
nieuwer
tōͅfəl (Q035p Brunssum)
|
tafel [SGV (1914)]
III-2-1
|
19530 |
tafelmes |
tafelmes:
tafelmes (Q035p Brunssum)
|
mes dat men aan tafel gebruikt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19833 |
tafelpoot |
tafelpoot:
tōͅfəlpūət (Q035p Brunssum)
|
tafelpoot [DC 49 (1974)]
III-2-1
|
24494 |
tak (alg.) |
tak:
tak (Q035p Brunssum)
|
tak [SGV (1914)]
III-4-3
|
20476 |
tak van een geslacht |
familie:
famieljn (Q035p Brunssum)
|
de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28164 |
takel |
zughub:
tsuxhup (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Julia])
|
Werktuig waarmee zware voorwerpen kunnen worden opgehesen. De "palan" uit L 417 is een eenvoudige katrol terwijl de "mouflage" een takel met kabel en verschillende draaipunten is die onder meer wordt gebruikt om pantsers op te trekken. De "ruckzuck" (Q 121, Q 121c) en de "racagnac" (L 417) zijn een type takel waarbij het hijsen met behulp van een hefboom gebeurt. De "racagnac" wordt vooral toegepast om stutten op te trekken. De "zeeltog" en de "kettentog" zijn volgens een invuller uit Q 121 te vergelijken met takels die op schepen worden gebruikt. Het feit dat de invullers uit Q 121, L 417 en L 422 op de vraag naar de takel het woordtype "sylvester" hebben opgegeven, duidt erop dat de stijlentrekker ook voor takelwerkzaamheden wordt gebruikt (zie ook het lemma Stijlentrekker). [N 95A, 12; N 95, 760 add.; monogr.; N 95, 592]
II-5
|