18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
tègu vallu (Q035p Brunssum),
tèègəvàllə (Q035p Brunssum)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19253 |
ten einde brengen |
vaardig maken:
veerdig maku (Q035p Brunssum)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34320 |
tepel, tet |
tepel:
tīpǝl (Q035p Brunssum)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|
19841 |
test |
vuurpotje:
vø̄rpøͅtjə (Q035p Brunssum)
|
vuurtest (in houten stoof) [N 49 (1972)]
III-2-1
|
18127 |
tetanus |
klem:
de klem hubbe (Q035p Brunssum),
klem (Q035p Brunssum)
|
Als in een wondje straatvuil komt, kan er een infectieziekte ontstaan. De wetenschappelijke naam van die ziekte is Tetanus. Hoe noemt men die ziekte in uw dialect? [DC 60 (1985)] || Tetanus: ziekte waarbij een verstijving van de spieren optreedt, die begint bij de kauwspieren en zich dan uitspreidt over de rompspieren (klem). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19347 |
tevreden; tevredenheid |
content:
bis mer content! (Q035p Brunssum),
plezier:
pləzeer⁄ (Q035p Brunssum)
|
Hoe zegt men: Wees maar tevreden, jij! [N I (1964)] || tevredenheid, genoegen [trek, plezier, goesting, snoel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19554 |
theelepeltje |
suikerlepeltje:
soekerleepelke (Q035p Brunssum),
theelepeltje:
teeleepelke (Q035p Brunssum)
|
theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19516 |
theepot |
theepot:
tīē-pot (Q035p Brunssum)
|
pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19781 |
thuis |
heem:
heem (Q035p Brunssum)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21379 |
tiend |
tiende:
tient (Q035p Brunssum)
|
tiend [SGV (1914)]
III-3-1
|