id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19020 | verbaasd | verwonderd: vərwònj⁄ərt (Brunssum) | verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] III-1-4 |
27646 | verbandkamer | verbandkamer: vǝrbanjtjkāmǝr (Brunssum [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)] [Maurits]) | Ruimte bovengronds waar onder leiding van een bedrijfs- of mijnarts verwondingen behandeld kunnen worden. [N 95, 26; N 95, 951; N 95, 952; monogr.] II-5 |
27647 | verbandmeester | verbandkerel: vǝrbantkęal (Brunssum [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | De verbandmeester verbond de wonden die de mijnwerkers hadden opgelopen. Hij deed dit werk onder leiding van de mijnarts. [N 95, 161; N 95, 951] II-5 |
21433 | verbeuzelen | verkallen: vurkalln (Brunssum) | zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)] III-3-1 |
18159 | verbinden van een wonde | verbinden: vurbinju (Brunssum), vərbinjə (Brunssum) | verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
25618 | verbranden | aanbranden: agǝbrɛnt (Brunssum), verbranden: vǝrbrɛnǝ (Brunssum) | Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.] II-1 |
18940 | verbruien | begaden: begaajd (Brunssum), verbruien: verbruiju (Brunssum), met volksetym. naar bruuje = iem. onverwachts n por geven verbruuje (Brunssum), zich verdoen: zich vərdoeən⁄ (Brunssum) | door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21388 | verdacht | verdacht: verdach (Brunssum), verdachtig: D verdechtig (Brunssum) | verdacht [SGV (1914)] III-3-1 |
17932 | verdacht rondlopen | zwermen: schwermu (Brunssum) | Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)] III-1-2 |
19377 | verdieping | verdieping: vǝrdēpeŋ (Brunssum [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)] [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) | Indien men met de schacht(en) tot een bepaalde diepte in het carboongesteente is doorgedrongen, wordt vanuit de schacht een aantal nagenoeg horizontale gangen gedreven. Door deze gangen worden de koollagen in het mijnveld ontsloten. Het uiteindelijke netwerk van deze gangen vormt de verdieping. Een invuller uit Q 121 maakt voor de Domaniale mijn een onderscheid tussen een verdieping bij een hoofdschacht en een verdieping bij een tussenschacht. De eerstgenoemde verdieping noemt hij een "zool" terwijl de verdieping van een tussenschacht volgens hem als een "gesetz" wordt betiteld. De zegsman uit L 286 merkt voor de mijn in Eisden op dat men daar de verdiepingen voorziet van een nummer, bijvoorbeeld "zeshonderd". [N 95, 381; N 95, 174; monogr.] II-5 |