19597 |
vergiet |
doorslag:
van aardewerk
dōršlāx (Q035p Brunssum),
zij:
zie (Q035p Brunssum)
|
vergiet [N 49 (1972)] || Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)]
III-2-1
|
18054 |
vergiftigen |
vergeven:
vurgĕvu (Q035p Brunssum)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21389 |
vergoeden |
vergoeden:
u v. hut
vergujje (Q035p Brunssum)
|
vergoeden [SGV (1914)]
III-3-1
|
21412 |
verhaal |
verhaal:
lank vurhaol (Q035p Brunssum),
vertelseltje:
vertelselke (Q035p Brunssum)
|
een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)] || verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
21152 |
verharde weg |
teerweg:
tarweeg (Q035p Brunssum)
|
een verharde weg (klinkerd, kunstweg, kalsij, kalseide) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
òp⁄wérmə (Q035p Brunssum),
warmen:
wermen (Q035p Brunssum)
|
verhitten; Hoe noemt U: Voedsel warm maken (loteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21726 |
verhoren |
verhoren:
vurheuru (Q035p Brunssum)
|
iemand ondervragen in een zaak voor de rechter [verhoren, overhoren, onderhoren] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
verjaordag (Q035p Brunssum)
|
Zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrieje (Q035p Brunssum),
vriën (Q035p Brunssum)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen [SGV (1914)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
sjans:
sjans (Q035p Brunssum)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)]
III-2-2
|