20276 |
vroedvrouw |
vroed:
er staat nog iets als burahiken??
fret (Q035p Brunssum),
wijsvrouw:
wīs˃vroͅu̯ (Q035p Brunssum)
|
hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
vroegmis:
vrø.məsj (Q035p Brunssum)
|
vroegmis [RND]
III-3-3
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vro.uw (Q035p Brunssum),
vroͅuw (Q035p Brunssum),
wijf:
wat dat fuur - (Q035p Brunssum)
|
vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)]
III-3-1
|
20155 |
vrouw, vrouwspersoon |
vrouw:
vrāu̯ (Q035p Brunssum)
|
vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
34450 |
vrouwelijk jong van de geit |
geitje:
gētjǝ (Q035p Brunssum)
|
[N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaars:
vēš (Q035p Brunssum),
vɛš (Q035p Brunssum)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34477 |
vrouwelijk kuiken |
pul:
pøl (Q035p Brunssum)
|
[N 19, 41a; monogr.]
I-12
|
34396 |
vrouwelijk lam |
germpje:
germkǝ (Q035p Brunssum)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
34064 |
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is |
eerste vaars:
īštǝ vɛš (Q035p Brunssum)
|
[N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22]
I-11
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
germ:
germ (Q035p Brunssum),
ou:
ou̯ (Q035p Brunssum),
ou̯ǝ (Q035p Brunssum),
schaap:
šǭp (Q035p Brunssum)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|