e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijk varken kriem: krēm (Brunssum) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke duif zij: zie (Brunssum, ... ), ɛn ziej« (Brunssum) [II]. Vrouwtjesduif. || Wijfjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
vrouwelijke eend eend: ęnj (Brunssum) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12
vrouwelijke gans gans: gou̯s (Brunssum) [A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.] I-12
vrouwelijke hond, teef moer: moor (Brunssum), teef: teef (Brunssum, ... ) teef: een vrouwelijke hond [GV K (1935)] III-2-1
vrouwelijke kalkoen schroethoen: šrūthōn (Brunssum) [A 6, 3b; L 1, 113; monogr.] I-12
vrouwelijke kip hoen: hōn (Brunssum) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwelijke kwartel wijfje: wiefkən (Brunssum) het wijfje van de kwartel (zij) [N 83 (1981)] III-4-1
vrouwelijke vis kuit: WLD  kūut (Brunssum) Hoe noemt u een vrouwelijke vis (kuiter, kuitvis, moedervis, kuit) [N 83 (1981)] III-4-2
vrouwenkleren vrouwluikleren: vroluujkleijer (Brunssum), vrooluj klîer (Brunssum), vrooluujkléejer (Brunssum), vrouwluiskleren: vrouwluuskléjer (Brunssum) vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3