24408 |
wezel |
wezel:
wezel (Q035p Brunssum),
ie v. mieren
wiezel (Q035p Brunssum)
|
wezel [DC 07 (1939)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
17864 |
wiebelen |
kwinkelen:
kwinkulu (Q035p Brunssum)
|
Wiebelen: onvast heen en weer bewegen (wiebelen, kwikken, kwikkelen, wiegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33300 |
wieden, algemeen |
geden:
gē̜ (Q035p Brunssum),
gē̜i̯ǝ (Q035p Brunssum),
gē̜ǝ (Q035p Brunssum),
uittrekken:
ūttrękǝ (Q035p Brunssum)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
19969 |
wieg |
wieg:
weeg (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
wieg [SGV (1914)] || wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
34574 |
wiel |
rad:
rāt (Q035p Brunssum),
meervoud
rār (Q035p Brunssum)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
24962 |
wiel, kolk |
waats:
wààtsj (Q035p Brunssum)
|
kolk of plas die na een dijkbreuk is ontstaan of is overgebleven na een overstroming [wiel, waal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22572 |
wielerwedstrijd add. |
koersen (ww.):
koersen (Q035p Brunssum)
|
Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24276 |
wielewaal |
goudmelder:
goodmèelder (Q035p Brunssum),
góódmèèlder (Q035p Brunssum),
goudmerel:
goldmerel (Q035p Brunssum)
|
Hoe heet de wielewaal? [DC 06 (1938)] || wielewaal (24 schuwe zomervogel in boomkruinen; man prachtig geelzwart, prachtig gevlochten nest; opvallende roep [duu-de-luo] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27425 |
wig |
kijl:
kil (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Taps toelopend houten blok dat wordt gebruikt om bijvoorbeeld ijzeren ondersteuningen of schudgootmotoren vast te zetten. Het woordtype "bouwkijl" werd op de Domaniale mijn gebruikt voor een wig in galerij-ondersteuningen. [N 95, 346; N 95, 347; N 95, 332; monogr.; Vwo 209; Vwo 724]
II-5
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
cape (eng.):
keep (Q035p Brunssum),
pelerine (<fr.):
perlien (Q035p Brunssum)
|
regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|