20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fleutenkĕĕs (Q035p Brunssum),
fluitkaas:
fluijt⁄kīēəs (Q035p Brunssum)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štē[klee] (Q035p Brunssum)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kappes:
kappes (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum),
kompes:
door boeren genoemd zuurkool
compus (Q035p Brunssum),
wit moes:
wit moos (Q035p Brunssum)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermenke (Q035p Brunssum),
kwikstaartje:
kwiksjtèrtje (Q035p Brunssum),
langstaartje:
lanksjtertje (Q035p Brunssum)
|
kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
25529 |
witte, buitenlandse bloem |
amerikaanse bloem:
amerikānsǝ blōm (Q035p Brunssum),
patentbloem:
patɛntblōm (Q035p Brunssum),
vreemde bloem:
vrē̜m blōm (Q035p Brunssum)
|
De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16]
II-1
|
20620 |
wittebrood |
weg:
wik (Q035p Brunssum)
|
wittebrood [SGV (1914)]
III-2-3
|
18867 |
woede |
gift:
gĭĕf (Q035p Brunssum)
|
hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17890 |
woelen |
woelen:
weulu (Q035p Brunssum)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goonsdig (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum),
goonstig (Q035p Brunssum)
|
dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || Woensdag [SGV (1914)]
III-4-4
|
17940 |
woest, onachtzaam lopen |
wildweg lopen:
wildjweg laope (Q035p Brunssum)
|
lopen: woest, onachtzaam lopen [ragge, bollieje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|