e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wormstekig de worm in: de worm in (Brunssum), wormstekig: WLD  wormschtekig (Brunssum, ... ) Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)] I-7, III-2-3
worstelen ringen: sportterm / uit D. steenbakkers  ringe (Brunssum) worstelen [SGV (1914)] III-3-2
wortel wortel: wǫrtǝl (Brunssum) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) wortel: wortel (Brunssum), WLD  wòrtel (Brunssum) Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)] III-4-3
wortelhals kraag: WLD  kraag (Brunssum) De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)] III-4-3
worteltje moortjes: muurkes (Brunssum), moren: moeren (Brunssum) De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)] I-7
wrat wrattel: vrattel (Brunssum) wrat [SGV (1914)] III-1-2
wreef spann (du.): Dt.  span (Brunssum), wregel: vreegel (Brunssum), vrèègel (Brunssum) wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
wrevelig (zijn) zichzelf lastig zijn: zichzélf lèstich zeen (Brunssum) gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)] III-1-4
wrijven wrijven: vrīēvə (Brunssum), wrievu (Brunssum) Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)] III-1-2