21014 |
wormstekig |
de worm in:
de worm in (Q035p Brunssum),
wormstekig:
WLD
wormschtekig (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum)
|
Door wormen aangetast, gezegd van fruit (wormstekig, gemaaid, vermaaid, verpielt, meutelig, maaistekig, maaisteek). [N 82 (1981)] || wormstekig ve appel [DC 23 (1953)]
I-7, III-2-3
|
22430 |
worstelen |
ringen:
sportterm / uit D. steenbakkers
ringe (Q035p Brunssum)
|
worstelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (Q035p Brunssum)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortel (Q035p Brunssum),
WLD
wòrtel (Q035p Brunssum)
|
Het gedeelte van een plant, boom, dat in de grond zit en dat het voedselhoudende water opneemt (wortel, doel). [N 82 (1981)] || wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
24736 |
wortelhals |
kraag:
WLD
kraag (Q035p Brunssum)
|
De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33563 |
worteltje |
moortjes:
muurkes (Q035p Brunssum),
moren:
moeren (Q035p Brunssum)
|
De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)]
I-7
|
18117 |
wrat |
wrattel:
vrattel (Q035p Brunssum)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
spann (du.):
Dt.
span (Q035p Brunssum),
wregel:
vreegel (Q035p Brunssum),
vrèègel (Q035p Brunssum)
|
wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
19354 |
wrevelig (zijn) |
zichzelf lastig zijn:
zichzélf lèstich zeen (Q035p Brunssum)
|
gemakkelijk te ontstemmen, een beetje knorrig [wrevelig, monkachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
vrīēvə (Q035p Brunssum),
wrievu (Q035p Brunssum)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|