29961 |
bouwemmer |
tob:
tǫp (Q035p Brunssum)
|
Houten of metalen, tegenwoordig ook van kunststof vervaardigde emmer die door de metselaars wordt gebruikt om er water, mortel, enz. in te doen. [N 30, 23b; monogr.]
II-9
|
33644 |
bouwland |
akkergrond:
akǝrgronjtj (Q035p Brunssum),
bouwland:
buwlanjtj (Q035p Brunssum),
gewande:
gǝwanj (Q035p Brunssum),
land:
lanjtj (Q035p Brunssum),
veld:
fɛltj (Q035p Brunssum),
vɛljtj (Q035p Brunssum)
|
Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.]
I-8
|
32729 |
bouwvoor |
teeltaarde:
tēlt˱ę̄ǝrt (Q035p Brunssum)
|
De bouwvoor of teellaag van akker- en tuingrond is de door regelmatig ploegen of spitten en bemesten vruchtbaar gemaakte humusrijke bovenlaag, waarin de gewassen wortel schieten. De dikte van deze laag komt overeen met de diepte van de geploegde of gespitte zaaivoor. Van de opgesomde termen zijn er sommige ook toepasselijk op een bepaalde (goede) grondsoort of op vruchtbare grond in het algemeen. [N 27, 26a + b; N 11A, 129f + 137a; A 47, 4d]
I-1
|
17639 |
bovendeel van de rug |
krommeljak:
kraomeljak (Q035p Brunssum),
pokkel:
pókkel (Q035p Brunssum)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24719 |
boveneinde van de stam |
kop:
WLD
kop (Q035p Brunssum)
|
Het dunne uiteinde van de stam, bovenaan (top, kop, topeind). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
27661 |
bovengronds |
bovenop:
boavǝop (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik])
|
Boven de grond, aan het aardoppervlak. [N 95, 114; monogr.; Vwo 185]
II-5
|
28269 |
bovenkabel |
zeel:
zēl (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma])
|
De kabel waaraan de beide liftkooien zijn opgehangen. De opgave "ronde kabel" uit Q 12 voor de mijnen in Eisden en Zwartberg duidt erop dat men daar, evenals in de meeste mijnen, voor de bovenkabel een ronde kabel gebruikt. [N 95, 79; monogr.]
II-5
|
25491 |
bovenkant van het brood |
bovenkant:
bǭvǝkant (Q035p Brunssum),
kruin:
krø̄n (Q035p Brunssum)
|
[N 29, 54a; monogr.]
II-1
|
28262 |
bovenkomen, naar boven gaan |
uitvaren:
ūt˲vārǝ (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De ondergrondse werken verlaten, naar boven gaan. Het woordtype "uitvaren" werd volgens de invuller uit Q 121 op de Domaniale mijn ook gebruikt wanneer men tijdens de dienst naar boven ging, bijvoorbeeld door ziekte of ongeval. Men moest daarvoor een bon hebben, die door de opzichter werd uitgereikt. Zie ook het lemma Iemand Naar Boven Brengen. [N 95, 83; monogr.]
II-5
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
bǭvǝlēxt (Q035p Brunssum),
overlicht:
ø̜̄vǝrlēx (Q035p Brunssum)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|