e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

Gevonden: 4619
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doelman keeper (eng.): kieper (Brunssum) Doelverdediger. [DC 49 (1974)] III-3-2
doelpunt goal (eng.): goal (Brunssum) Doelpunt. [DC 49 (1974)] III-3-2
doen vechten aaneenmaken: magdə də gansə wɛlt anɛ. (Brunssum) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
dof, gedempt van geluid dof: dof (Brunssum) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif doffer: doffər (Brunssum), hoorn: hōren (Brunssum), horen: hòren (Brunssum, ... ), mannetje: e mänke (Brunssum), vogel: voəgəl (Brunssum, ... ) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)] III-4-1
dokteren dokteren: dokturu (Brunssum) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2
dolle kervel kervel: kervǝl (Brunssum), WLD  kírvul (Brunssum) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || Scheerling, dolle kervel (chaerophyllum temulum 30 tot 120 cm groot. De stengels zijn aan de knopen verdikt en meestal rood gevlekt; de bladeren zijn dubbel geveerd, behaard, en de omwindseltjes hebben gewimperde blaadjes; de bloemen zijn wit; de vrucht [N 92 (1982)] I-5, III-4-3
dom dom: dōm (Brunssum), dóm (Brunssum), simpel: sumpəl (Brunssum) niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)] III-1-4
domino domino: domino (Brunssum) Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)] III-3-2
domme man sok: ən zök (Brunssum), stommerik: schtommerik (Brunssum) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4