e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

Gevonden: 4619
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
domme vrouw domme geit: ən dóm gēēt (Brunssum), dultje: a deulke (Brunssum), troela: trŏĕláá (Brunssum) een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)] III-1-4
dompelen doppen: duppu (Brunssum), onderhouden: ongerhauwe (Brunssum), soppen: soppu (Brunssum), sóppə (Brunssum) dompelen [SGV (1914)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
donderdag voor carnaval vetdondersdag: vètdonnesjtig (Brunssum) Donderdag vóór carnaval. III-3-2
donderen hommelen: hoemele (Brunssum) donderen [SGV (1914)] III-4-4
donderslag hommelslag: ənə hŏĕməlsjlààch (Brunssum) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderx hommel: hoemel (Brunssum) donder [SGV (1914)] III-4-4
donker worden, duisteren duister worden: duustur weeru (Brunssum) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx donker: donker (Brunssum), duister: duuster (Brunssum), duustur (Brunssum), dūūster (Brunssum) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
dons, nestveren nesthaar: nishaorən (Brunssum) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] III-4-1
dood (bn.) dood: dòòd (Brunssum), dôêt (Brunssum), (Oe open).  doeed (Brunssum), oe van vloer  doeəd (Brunssum) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || dood; ¯t kindje was - eer (dat) ze ¯t konden dopen [RND] III-2-2