e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q035p plaats=Brunssum

Overzicht

Gevonden: 4619
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopdekentje doopdeken: deupdikke (Brunssum) dekentje waaronder de dopeling naar de kerk wordt gedragen [N 25 (1964)] III-2-2
doopjurkje doopkleedje: deupklidje (Brunssum), doopskleed: də.psklɛ.t (Brunssum) doopjurkje [deumhemke] [N 25 (1964)] || doopkleed [RND] III-2-2, III-3-3
doopmutsje doopmutsje: deupmutschke (Brunssum) doopmutsje [N 25 (1964)] III-2-2
doopvont doopsbak: də.psbak (Brunssum), doopvont: doopvonj (Brunssum) doopvont [RND], [SGV (1914)] III-3-3
door elkaar, verward dooreen: (oe en ee: open).  doeree (Brunssum), ongelijk: onguliek (Brunssum, ... ) dooreen [SGV (1914)] || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
door water het lopen met schoeisel aan dabbelen: debbele (Brunssum) lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2
doordeweekse (werk)schort blauwe scholk: blauwe-scholk (Brunssum), werkscholk: wirkscholk (Brunssum) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren werkdaagse kleren: wèrdese klîer (Brunssum), werkeldaagse kleren: werkeldaagse kleijer (Brunssum), werkeldaagse kléejer (Brunssum), werkeldaagskleren: werkeldaagskléjer (Brunssum) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordrenken, nat maken sprenkelen: shprenkulu (Brunssum) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doorgroeide, aangebrande kool aangebrande kool: āngǝbrɛndǝ koal (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Kool die slecht loslaat van dak of vloer. "Op de overgang van de koollaag en het gesteente in het dak en op de vloer zijn meestal spiegelgladde vlakken aanwezig. Door deze glijvlakken wordt het loslaten van de kool van dak en vloer vergemakkelijkt. Indien de glijvlakken ontbreken spreken we van "aangebrande kool" (MBK III pag. 23). [N 95, 528; monogr.] II-5