25233 |
gaan liggen (van de wind) |
gaan liggen:
də winjt is gaon liGə (Q035p Brunssum)
|
gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20530 |
gaar |
gaar:
gaar (Q035p Brunssum),
gààr (Q035p Brunssum)
|
gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28225 |
gaaskap |
gaaskap:
gāskap (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
De gaaskap of gaaskorf die zich onder de kooi van de veiligheidslamp bevindt. [N 95, 247; monogr.]
II-5
|
18345 |
gaatje voor de schoenveter |
rijglok:
rie-loaker (Q035p Brunssum),
rielaoker (Q035p Brunssum)
|
gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
26073 |
galerij |
galerij:
galǝri (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Emma])
|
Mijngang in de kool of het gesteente, nagenoeg volgens de strekking van de koollaag. De invuller uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat een galerij evenwijdig aan de laag of door de laag werd gedreven. Een evenwijdig aan de laag gedreven gang, een steengalerij, kon dienst doen als watergalerij. Galerijen in de laag konden zowel "toevoergalerij" als "afvoergalerij" zijn. Soms was een "afvoergalerij" later de "toevoergalerij" voor een andere pijler in diezelfde laag, terwijl het omgekeerde ook kon voorkomen. [N 95, 372; N 95, 383; monogr.; Vwo 69; Vwo 332; Vwo 845]
II-5
|
21314 |
galgenaas |
schindaas (du.):
maar meest in de beteekenis v. leeperd
šinoas (Q035p Brunssum)
|
galgenaas [SGV (1914)]
III-3-1
|
19375 |
gang |
gang:
gank (Q035p Brunssum)
|
gang [SGV (1914)]
III-2-1
|
34548 |
gans |
gans:
gau̯s (Q035p Brunssum),
gou̯s (Q035p Brunssum)
|
[A 2, 42; A 6, 5a; A 6, 5b; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 58; JG 1a, 1b, 1c, 1d; Vld.; monogr.]
I-12
|
22456 |
gansrijden |
ganshouwen:
Sub gaws.
gaws houwe (Q035p Brunssum),
gansrijden:
Sub gaws.
gaws rieje (Q035p Brunssum),
ganstrekken:
Sub gaws.
gaws trèkke (Q035p Brunssum)
|
Een oud gebruik dat in onze contreien veelvuldig werd beoefend, vooral in de carnavalstijd.
III-3-2
|
20305 |
garde |
gard:
(meer voor staak).; mar.: zie "stok of twijg om iemand te straffen
gèrt (Q035p Brunssum),
meer voor staak
gèrt (Q035p Brunssum, ...
Q035p Brunssum),
wis:
wies (Q035p Brunssum)
|
een garde, een bosje rijshout om kinderen mee te straffen [gard, roe, wies] [N 87 (1981)] || gard [SGV (1914)]
III-2-2
|