e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hersenen harre: harre (Brunssum) hersenen [SGV (1914)] III-1-1
herstemmen tweede stemming (zn.): tweedu shtumming (Brunssum) opnieuw stemmen als er bij de eerste stemming geen beslissing valt [balloteren] [N 90 (1982)] III-3-1
het akkoord bespreken of sluiten (het/de) akkoord aannemen: ǝt akōrt ānnømǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma]) Na de Tweede Wereldoorlog veranderde het systeem van het éénmansakkoord in dat van het groepsakkoord. Een groep van vijf à zes man werkte gezamenlijk in één vak van de pijler en werd aan de hand van de collectief geleverde prestaties per maand betaald (Dieteren 1984 pag. 11). Moordende concurrentie zoals door toedoen van het éénmansakkoord werd uitgesloten. Iedere houwer verdiende nu hetzelfde. Nog later verdween ook dit akkoordsysteem en gold per kolenpijler één en hetzelfde akkoord. Cont in het woordtype "cont maken" is de verkorte vorm van contract. [N 95, 911; monogr.] II-5
het bakproces ten einde brengen gaar worden: gār wē̜rdǝ (Brunssum) De baktijd, de tijd die nodig is om een goed gebakken brood te verkrijgen, is verschillend en afhankelijk van de oventemperatuur, van de grootte van het te bakken brood, van de bij de deegbereiding gebruikte grondstoffen (Schoep blz. 107). [N 29, 49] II-1
het dak afkloppen afkloppen: āfklopǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Door middel van kloppen onderzoeken of zich in het dakgesteente losse steenlagen bevinden die dreigen in te storten. Een goed dak geeft een scherpe klank, terwijl een slecht dak een doffe of holle klank laat horen (Handb. H. pag. 115). [N 95, 486; N 95, 890; N 95, 298; monogr.; Vwo 9, Vwo 44] II-5
het deeg op de werkbank verdelen stukkeren: støkǝrǝ (Brunssum), verdelen: vǝrdēlǝ (Brunssum) Het verdelen van het deeg in stukken die, eenmaal gevormd en gebakken, de bepaalde broodvorm met het bepaalde gewicht zullen geven. De bij deze vraag opgegeven woordtypen "afwagen", "wagen", "afwegen", zijn overgebracht naar het lemma ''deeg afwegen''. [N 29, 32a; N 29, 30b; monogr.] II-1
het kalf afdraaien afdraaien: āfdrējǝ (Brunssum) Het kalf met mechanische middelen ter wereld helpen. [N 3A, 54a] I-11
het land aftreden aftreden: ãftrę̄(ǝ) (Brunssum) Voordat men begint te ploegen, schrijdt men de akker langs twee tegenover elkaar gelegen zijden af, a) om het midden te bepalen als men bijeen gaat ploegen, b) om hem in gelijke stukken te verdelen, als men in panden gaat ploegen, c) om de vooraf of achteraf te ploegen hoek uit te zetten, als het een gerende akker betreft. De opgesomde termen, die alle "het land", "de akker", "de plak" e.d. als object veronderstellen, zijn ook toepasselijk op het schrijdend opmeten van het land in het algemeen. [N 11, 40; N 11A, 131a; JG 1a + lb; monogr.] I-1
het schietgat laden bezetten: bǝzętǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De schietlading in het schietgat plaatsen. Wat betreft het woordtype "bezetten", hierbij is sprake van een begripsverwarring. Volgens zowel de Mijnbouwkundige Nomenclator (pag. 61) als Vanwonterghem (pag. 64) en Lochtman (pag. 73) wordt deze term gebruikt voor "het afsluiten van een met springstof gevuld gat met behulp van een prop" (zie ook het lemma Opproppen). Volgens MBK II, pag. 33 verstaat men onder "bezetten": "het aanbrengen van de lading in het boorgat door of onder onmiddellijk toezicht van de schiethouwer." Het woordtype "bezetten" komt dan ook zowel voor in dit lemma als in het lemma Opproppen. [N 95, 405; monogr.] II-5
het voorrijzen buiten de trog rijzen: riǝzǝ (Brunssum) De informant van P 56 vermeldt dat het deeg, wanneer het voorgerezen is in de trog of machine, op de bakkerstafel wordt overgebracht voor het narijzen. Sommige informanten beschouwen deze fase als een onderdeel van het voorrijzen. Deze tweede rijsbeurt vindt plaats op de bakkerstafel (Q 121e) of bank (Q 19, 198b) of in de rijskast (L 269). [N 29, 24c] II-1