| 18351 |
lakschoen |
gelakkeerde schoen:
gelakkeerde sjoon (Q035p Brunssum),
gelakkerde schoon (Q035p Brunssum),
lakschoen:
laksjoon (Q035p Brunssum)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
| 18147 |
lam |
lam:
lamp (Q035p Brunssum),
lammetje:
lɛmkǝ (Q035p Brunssum),
schaapje:
šø̄ǝpkǝ (Q035p Brunssum)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (Q035p Brunssum)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 19584 |
lamp |
lamp:
lamp (Q035p Brunssum)
|
lamp [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 28213 |
lampekabel |
kabel:
kabel (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Zolder])
|
De kabel die de verbinding vormt tussen enerzijds de accu en anderzijds de lamp die op de mijnpet of -helm van de mijnwerker is bevestigd. [N 95, 257]
II-5
|
| 27160 |
lampenkamer |
lampenboede:
lampǝb˙ūt (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Laura, Julia])
|
De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468]
II-5
|
| 19485 |
lampenpit |
smok:
šmuk (Q035p Brunssum)
|
lampepit [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 28221 |
lampepot |
pot:
pot (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
De lampepot van de veiligheidslamp, gevuld met watten. [N 95, 243; N 95, 242; N 95, 248; monogr.]
II-5
|
| 18164 |
lancet |
klein mesje:
klee metsku (Q035p Brunssum)
|
Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 21145 |
landauer |
landauer:
landauer (Q035p Brunssum)
|
een vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijke beweegbare voor- en achterkap [landauer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|