e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maat, algemeen maat: maot (Brunssum) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4
maatje, maat van 0,1 liter maatje: moatju (Brunssum) de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)] III-4-4
magazijn magazijn: magazīn (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Laura, Julia]) Algemene benaming voor een ondergronds of bovengronds magazijn. Het woordtype "catrîye" is specifiek van toepassing op een ondergronds magazijn. [N 95, 9; Vwo 492; Vwo 222; monogr.] II-5
mager mager: mager (Brunssum), mááger (Brunssum), schraal: sjraal (Brunssum) mager [schrepel, schraal] [N 10 (1961)] || mager; Hoe noemt U: Mager, niet vet, gezegd van voedsel (schraal, schrekel) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
mager kalf mager kalfje: māgǝr køi̯fkǝ (Brunssum) [N 3A, 147b] I-11
mager worden afnemen: ààfnummə (Brunssum), afslanken: aafschlanken (Brunssum) Mager worden: in omvang en gewicht afnemen (afslekkeren, krimpen, slinken). [N 84 (1981)] III-1-1
magere koe schrankel: šraŋkǝl (Brunssum) [N 3A, 147a] I-11
magere kool huisbrand: huisbrand (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Domaniale]) Steenkool met tien tot veertien procent vluchtige bestanddelen. [N 95, 460; monogr.] II-5
maken maken: maakə (Brunssum) maken [DC 02 (1932)] III-1-4
mals, gezegd van boter week: week (Brunssum) mals, goed smeerbaar, gezegd van boter (plat) [N 91 (1982)] III-2-3