e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mestkever strontkever: WLD  schrontjkēvur (Brunssum), strontworm: strontjworm (Brunssum) Hoe noemt u de mestkever: een soort kever, groot blauwachtig glanzend, die in mest of van mest leeft (stronthommel, pekbeest, strontbeest, strontmulder) [N 83 (1981)] || mestkever [Roukens 03 (1937)] III-4-2
mestplakken verspreiden flatten spreiden: flatǝ šprei̯i̯ǝ (Brunssum), flatǝ špręi̯ǝ (Brunssum) De koemestplakken in de wei met een riek of schop uit elkaar slaan, om te voorkomen dat er zich op die plekken schitbossen vormen. [NM, 8b; N 11A, 40b; div.; monogr.] I-2
mestvaalt mesthof: mistef (Brunssum), aan ZND 01 is hier toegevoed het materiaal van ZND 31 (1939), 019  mestif (Brunssum), mestpoel: mispool (Brunssum) [SGV (1914)]mesthoop bij de boerderij [DC 09 (1940)] I-7
met afgebarsten korst, gezegd van brood afgebakken: ǭfgǝbakǝ (Brunssum) De oorspronkelijke vraagstelling in N 29, 70 luidde: "Hoe noemt u brood dat tussen korst en kruin is afgebarsten?" Het feit dat ''kruin kruim'' had moeten zijn, heeft de beantwoording niet noemenswaardig be√Ønvloed. Het lemma valt uiteen in verschilllende grammaticale categorieën.' [N 29, 70; N 29, 69a; monogr.] II-1
met de horens stoten, gezegd van de bok stoten: stūtǝ (Brunssum) [N 19, 75] I-12
met de palmpaas rondlopen palmpasen: paumpaosjen (Brunssum) Op de morgen van Palmzondag (s zondags vóór Pasen) rondlopen met een versierde stok, waarop een voorwerp van brood is bevestigd. [N 88 (1982)] III-3-2
met de schop poten, kuiltjes maken poten: [poten] (Brunssum) Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.] I-5
met een voor spitten op voren graven: ǫp ˲vūrǝ [graven] (Brunssum), van de hand graven: van dǝ hantj ˲[graven] (Brunssum) Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.] I-1
met fakkels lopen vonkfakkelen: [Liedje]  vónkfakkele (Brunssum) Traditie, op de eerste zondag noa dr Vasteloavend[] gaat de jeugd met fakkels op rondtocht door het dorp. III-3-2
met fakkels lopen: fakkelzondag fakkelenzondag: Sub fakkel. Ook wel broeëd- en kieëszondig. Dan ging men op bezoek bij zeven verschillende families waardoor dus zeven verschillende soorten brood werden gegeten. Dit klein feestje kreeg de morgen erna nog een voortzetting: ènne blauwe maondig. Op fakkelezóndig liepen de kinderen in de wei rond met hun fakkel, gemaakt van uitgebloeide koningskaars in gesmolten vet gedoopt. Zij zwaaiden hun fakkel onder iedere boom want die zou daar veel vruchten van gaan dragen. Carnaval was zo mooi geweest dat het niet goed mogelijk was in een ruk aan de strenge vasten te beginnen.  fakkelezóndig (Brunssum) De eerste zondag na carnaval. III-3-2