e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nog niet uitgerezen deeg kapot: kapot (Brunssum), niet genoeg gegangen: nēt gǝnox gǝgaŋǝ (Brunssum) [N 29, 26a; monogr.] II-1
noodkabel nooddraad: noǝtdrǭt (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), noodkabel: noǝtkābǝl (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Julia]), trekdraad: trękdroat (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De trekdraad die over de hele lengte van het transportmiddel loopt en verbonden is met een seinfluit, een seinbel, of een noodschakelaar. In het laatste geval kan men met behulp van deze draad het transportmiddel op ieder moment en op iedere plaats in de pijler stilzetten. Omdat uit de vragen N 95, 484 ("trekdraad"), N 95, 660 ("noodkabel") en N 95, 669 ("nooddraad") niet duidelijk wordt of het de nooddraad van een seinfluit, seinbel, of noodschakelaar betreft, zijn in dit lemma alle antwoorden op de drie vragen bijeengezet. De woordtypen "seinkabel", "bellekabel", "seindraad" en "noodsein" wijzen waarschijnlijk op een signaalinstallatie. Het woordtype "noodschakelaar" (Q 21, Q 33, Q 112a) duidt erop dat men in de desbetreffende mijnen de noodschakelaar en de daarbijbehorende draad als een geheel beschouwde. [N 95, 484; N 95, 660; N 95, 669] II-5
noodschakelaar noodschakelaar: noǝtšakǝlār (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Maurits]) Schakelaar waarmee men in geval van nood het transportmiddel stil kan zetten. Zie ook het lemma Noodkabel. Volgens een invuller uit Q 121 was op de Domaniale mijn aan de noodschakelaar een lamp aangesloten, waarmee geseind kon worden. [N 95, 483] II-5
noot noot: noët (Brunssum) noot [DC 47 (1972)] III-2-3
nootjeskool nootjes 4: nø̄jtjǝs vēr (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Kolensoort waarvan de afmeting varieert van 6 tot 120 mm. [N 95, 467] II-5
nors roepetig: roepetig (Brunssum) norsch (barsch) [SGV (1914)] III-3-1
noten afslaan afslaan: WLD  aafschlaao (Brunssum) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] III-2-3
notendop helle schil: WLD  hel schil (Brunssum) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] I-7
notulen notulen: notuln (Brunssum) het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)] III-3-1
nummeren nommeren: nomǝrǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Mijnwagens met krijt voorzien van een nummer of een merkteken om ze op deze wijze te kunnen tellen. [monogr.; N 95, 677; N 95, 682] II-5