e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondiep ploegen belken: belkǝ (Brunssum), stropen: štrø̄pǝ (Brunssum) De termen die in dit lemma zijn opgenomen, hebben met elkaar gemeen dat zij toepasselijk zijn op de een of andere manier van ondiep ploegen, waarbij de grond minder diep wordt losgesneden en ook veel minder wordt omgekeerd dan bij het ploegen van de zaaivoor het geval is. Men beploegt het land met een ondiepe en vaak ook brede voor a) als het de bewerking van een stoppelveld betreft (vergelijk het betrokken lemma); b) als in het late najaar een akker op de wintervoor gelegd moet worden (zie dat lemma), waarbij men mest oppervlakkig kan onderploegen (zie het betreffende lemma); c) bij de bewerking van braakland of van een hardliggende, met onkruid begroeide akker; d) als bij het scheuren van een weide eerst de grasmat wordt afgeploegd (vergelijk het lemma een weide scheuren). Voor deze manier van ploegen gebruikte men vroeger een eenscharige (voet)ploeg zonder voorschaar en vaak ook zonder kouter, later vooral een meerscharige ploeg met kleine scharen. Het land kon ook met de cultivator ondiep bewerkt worden. Voor de varianten die hieronder (geheel of deels) in de (...)-vorm zijn vermeld, zie men de lemmata ondiep en ploegen. [JG 1b; N 11, 45 + 47; N 11A, 108b + 109a; N P, 12 add.; A 20, 1b add.; monogr.] I-1
oneerlijk(heid) gekonkel: gekonkul (Brunssum), oneerlijk: onierluk (Brunssum) liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)] || opzettelijk bedrog [konkelfoes, konterband] [N 85 (1981)] III-1-4
oneetbare bes slechte wimber: WLD  schlegtu wimbĕr (Brunssum) Een bes die niet geschikt is voor consumptie (kral, vergifbezie). [N 82 (1981)] III-4-3
oneven, niet door twee deelbaar omp: omp (Brunssum) niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] III-4-4
onfatsoenlijk vies: viĕs (Brunssum) in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
ongaar stuk deeg ziel: ziǝl (Brunssum), zēl (Brunssum) Ongaar stuk deeg in het gebakken brood. Vaak zit er een inzinking in het brood als gevolg van dat verschijnsel. Er is een aantal benamingen dat specifiek duidt op "ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg erin, en een derde groep benamingen is bijvoeglijk van aard en zegt iets over de oorzaak van het ontstaan van zo''n ongaar stuk of zegt iets over de toestand van het brood, als een ongaar stuk deeg erin zit. [N 29, 68a; N 29, 68b; monogr.] II-1
ongedierte, algemeen ongesiefer: óngesiefer (Brunssum), ongesieferte: óngesieferde (Brunssum) gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)] III-4-2
ongehoorzame jongen batraaf: cf. Weijnen p. 10 s.v. "batraof"= straatvlegel ; tweede deel v.h. woord is onverklaard; eerste deel van limb. batte (fr. battre?)  bàtrááf (Brunssum), lummel: lummul (Brunssum) een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)] III-1-4
ongehuwd samenleven samenleven: saamu leĕvu (Brunssum) samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 86 (1981)] III-2-2
ongeluk ongeluk: onguluk (Brunssum), ònjgəluk (Brunssum) Ongeluk: door een misgreep, door vallen gekwetst worden (paret). [N 84 (1981)] III-1-2