e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
proces proces (<lat.): preces (Brunssum) de zitting van een rechterlijk college waarin een overtreding of misdrijf onderzocht wordt, en waarin een uitspraak gedaan wordt [kwerel, audiëntie, proces, ordenantie] [N 90 (1982)] III-3-1
proces-verbaal proces (<fr./lat.): proces (Brunssum) het geschreven woordelijke verslag van de toedracht van een overtreding [proces-verbaal, daas, nummer] [N 90 (1982)] III-3-1
processie bronk: bronk (Brunssum), processie (<lat.): (proses) (Brunssum) processie [SGV (1914)] III-3-3
produktiegereed vaardig: vęadex (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Gezegd van een pijler die gereed is om in produktie gebracht te worden. [N 95, 198] II-5
proeven keuren: kaore (Brunssum), koare (Brunssum, ... ), köa⁄rə (Brunssum), proeven: preuve (Brunssum), preuven (Brunssum) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
profiteren profiteren: profuteeru (Brunssum), pròfətéérə⁄ (Brunssum) een goed, nuttig gebruik maken, voordeel trekken van een gelegenheid [blaaien, profiteren, luizen] [N 85 (1981)] III-1-4
promotie maken promotie maken: promōsi mākǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) In rang bevorderd worden of meer loon krijgen. [N 95, 1003] II-5
pronken pronken: pronku (Brunssum), strontsen: štronse (Brunssum) in het oog lopend opgeschikt, in het openbaar zich voordoen, pralen [pronken, prijken, spiegelen, pralen] [N 86 (1981)] || pronken [SGV (1914)] III-1-3
pronkveer op een hoed struisveer: sjtroesveer (Brunssum) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
proosten aanstoten: ààn⁄sjtŏĕətə (Brunssum) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3