e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringrups goesje: gōēsche (Brunssum) ringelrups, ringrups, kleurig gestreepte rups van de vlinder die zijn eitjes in een ring om de takken van bomen ne heesters legt [N 26 (1964)] III-4-2
ringvinger ringvinger: rinkvingur (Brunssum) Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] III-1-1
ringworm ringworm: rinkworm (Brunssum) Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)] III-1-2
rins zuur: zoer (Brunssum) lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)] III-2-3
riool buis: buus (Brunssum), riool: riool (Brunssum) het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] || riool [SGV (1914)] III-3-1
rit stuk: shtuk (Brunssum) de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] III-3-1
ritselen ritselen: ritsulu (Brunssum), vreperen: wrèɛ̄pere (Brunssum) een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] || ritselen [SGV (1914)] III-4-4
ritssluiting rits: rits (Brunssum) Ritssluiting [DC 64 (1989)] III-1-3
robinia acacia: WLD  acacia (Brunssum) De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)] III-4-3
rochelen rochelen: rochele (Brunssum) rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)] III-1-2