e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruk stuik: schtoek (Brunssum), sjtŏĕk (Brunssum) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
rukwind stuifwind: ənə sjtōēf winjt (Brunssum) windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
rundvee vee: (Brunssum) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups koolrups: oe (in koel) met oo klank  koel-roepsj (Brunssum), rups: roepsj (Brunssum, ... ), roepš (Brunssum, ... ) groene rups die koolbladeren tot op de nerf afvreet [N 26 (1964)] || rups [N 26 (1964)], [SGV (1914)] III-4-2
rusten resten: [sic]  reste (Brunssum), schaften: schaftu (Brunssum) rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis bejaardenhuis: bujaardnhoes (Brunssum) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw ruw: roeë (Brunssum) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw, hard ruw: roew (Brunssum, ... ), roĕ (Brunssum) ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig ruw: roew (Brunssum), roewɛ̄ (Brunssum) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4
ruwe stenen zonnebakkers: zǫnǝbɛkǝš (Brunssum) In de zon gedroogde, maar nog niet gebakken stenen. In de zon gedroogde stenen werden soms gebruikt voor binnenmuren. Voorwaarde was dat ze niet met water in aanraking kwamen. Volgens de invuller uit Q 83 waren de stenen voldoende gedroogd, wanneer zij wit uitsloegen. Men zei dan: de stenen zijn wit (d\ stēn zen wet). [N 30, 53c; N 98, 107; N 98, 164; monogr.; S 37 add.; N 31, 14 add.] II-8