e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schop, afdak voor landbouwgereedschappen schop: šop (Brunssum) Het gedeelte van de boerderij-gebouwen waarin het los gereedschap, de karren, wagens en werktuigen worden opgeslagen. Soms stond deze bergplaats op zichzelf, maar doorgaans was ze tegen de schuur aangebouwd en bestond ze uit een groot afdak, zonder muren. Scherf is een contaminatie van ''schelf(t)'' en ''scherm''. Schaldij is eigenlijk "binnenplaats". Zie ook de plattegronden bij paragraaf 1.2. [N 5A, 73c en 80a; N 5, 105a, 106 en 107; JG 1a, 1b, 1c, 2a, 2b en 2c; L 1a-m; L B1, 179; L 6, 56 en 57; L 12, 1; L 19a, 11; Gwn 4, 1; S 1 en 50; monogr.] I-6
schoppen lappen: Met voeten  lappe (Brunssum), stampen: schtampu (Brunssum), stjámpə (Brunssum) schoppen [SGV (1914)] || Schoppen: met de uitgestoken voet krachtig treffen (schoppen, trappen, trampen, stampen). [N 84 (1981)] III-1-2
schoren afpolten: āfpoltǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Een of meer horizontale houten balken tussen twee ondersteuningen plaatsen om te verhinderen dat de ondersteuningen door de gesteentedruk gaan verschuiven. Zie ook het lemma Schoor. [N 95, 301; N 95, 353; N 95, 300; N 95, 899; monogr.] II-5
schors van naaldbomen schaal: WLD  schoal (Brunssum) De schors van naaldbomen (schel). [N 82 (1981)] III-4-3
schort zonder borststuk halve scholk: houve-scholk (Brunssum) voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] III-1-3
schort, voorschoot schootsvel: šuǝts˲vęl (Brunssum) [N 30, 5a; monogr.] II-9
schortvol schoot: shoet (Brunssum) de hoeveelheid die men in één keer in zijn schort kan vervoeren [schoot, schortvol, slip] [N 91 (1982)] III-4-4
schot schot: uu v. muur maar meer gerekt  šjuut (Brunssum) schot [SGV (1914)] III-3-1
schoteltje schoteltje: sjutelke (Brunssum) schoteltje, klein bordje of ~, gebruikt onder een kopje waaruit men drinkt [N 20 (zj)] III-2-1
schottel schottel: šǫtǝl (Brunssum) Los houten plaatje dat soms tegen het uiteinde van het handvat wordt bevestigd. De onderarm rust ertegenaan; het dient ter ondersteuning van de pols en het moet voorkomen dat de hand van de handgreep afschuift. Vaak zit er een stoffen lus aan deze schottel die om de onderarm wordt geschoven. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. I-4