e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

Gevonden: 4619
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drachtig dragend: drāgǝnt (Brunssum) [N 3A, 33] I-11
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: renj (Brunssum), vamen: veem (Brunssum) [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: draagə (Brunssum) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: drààgə (Brunssum) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drank drank: dránk (Brunssum), zuipen: zoepen (Brunssum) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
dreef lei: Van Dale: III. lei (gew.), 2. laan, avenue.  leej (Brunssum), rij bomen: riej bööm (Brunssum), riej bø͂ͅm (Brunssum) dreef [SGV (1914)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)] III-3-1
drenzen beermuren: (vreeselijk teeken????????).  bêrmore (Brunssum), vreeselijk teekenachtig  bêrmore (Brunssum), jengelen: jén⁄gələ (Brunssum), mitschen: RhWb V, 1197 mitschen: in hohen Tönen eigensinnig Weinen, von Kindern  mĭĕət⁄sjə (Brunssum), schuurrompen: juister [dan bêrmore ]  sjoerrompe (Brunssum) drenzen [SGV (1914)] || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
driekleurig viooltje viooltje: WLD  vieulkus (Brunssum) Driekleurig viooltje (viola tricolor 5 tot 40 cm groot. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, gekarteld, de steunblaadjes zijn ingesneden; de bloemen hebben 4 omhoog gerichte, meestal blauwpaarse kroonbladeren en 1 naar onder gericht, meestal geelwit kr [N 92 (1982)] III-4-3
driekoningen driekoningen: driekeuninge (Brunssum), driekeuningen (Brunssum) De naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari]. [N 88 (1982)] || Driekoningen, 6 januari. III-3-2
dries dries: drēs (Brunssum) In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.] I-8