e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Brunssum

Overzicht

Gevonden: 4619
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
echtgenote vrouw: vrouw (Brunssum), wijf: geringschattend v. echtgenoote  wīf (Brunssum), wijfje: aanhalig v. echtgenoote  wīfkə (Brunssum) (vrouw; ) bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote? [DC 05 (1937)] || de vrouw met wie men getrouwd is [wijf, vrouw] [N 87 (1981)] III-2-2
eczeem uitslag: ōētsjlààch (Brunssum), zeek: zeĕk (Brunssum) Eczeem: jeukende huiduitslag met blaren, roodheid, vochtafscheiding, korsten en schilfers (zilt, haarworm). [N 84 (1981)] III-1-2
eed eed: ee tusschen ee en è  eet (Brunssum) eed [SGV (1914)] III-3-1
eekhoorn eekhoorntje: ekörke (Brunssum), ingkörke (Brunssum), inkörke (Brunssum) eekhoorn [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)] || eekhorentje [SGV (1914)] III-4-2
eelt, eeltknobbel gezwel: gesjweel (Brunssum), kwert: kwaert (Brunssum), zwel: šweel (Brunssum) eelt, eeltknobbel [SGV (1914)] || eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat spoor: spǭr (Brunssum) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een april eerste april: eersjte april (Brunssum) De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)] III-3-2
een bevel opvolgen luisteren: loesturu (Brunssum) een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)] III-3-1
een borrel drinken lekken: lèkken (Brunssum), zich een pitsen: zich in⁄nə pĭĕt⁄sjə (Brunssum) jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)] III-2-3
een boterham smeren een boterham smeren: ən boͅtram šmīərə (Brunssum) smeren [RND] III-2-3