| 23208 |
heilig |
heilig:
heilig (L426p Buchten)
|
heilig [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 33725 |
hek |
barrier:
barēr (L426p Buchten)
|
Algemene benaming. [N 14, 62; S 13; L 1a-m; RND 8, 20; R I, 44; R I, 45; monogr.]
I-8
|
| 33726 |
hek aan de ingang van een wei |
barrier:
barēr (L426p Buchten),
brēr (L426p Buchten),
poort:
pǭrt (L426p Buchten)
|
In dit lemma zijn vooral de antwoorden ondergebracht van de vragen naar ø̄hek aan de ingang van een weiø̄ (N 14, 67), ø̄een (toegangs)hek, gevlochten van twijgen en opgehangen tussen twee stijlen, dat in een omheining is aangebracht of op een dam (in een sloot) is geplaatstø̄ (A 25, 5a), ø̄een hek, slag- of draaiboom op een doorgang naar akker of weide, of ter versperring van een weg in privaatbezitø̄ (L 19B, 6). [N 14, 67; A 25, 5a; L 19B, 6; Vld.; JG, 2c; monogr.]
I-8
|
| 19461 |
hek, hekwerk |
afrastering:
aafrastering (L426p Buchten)
|
Afscheiding of omheining uit staken, staven of palen (heining, grille, hekkens, hek) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
| 19488 |
hek, poortje |
barier:
bareer (L426p Buchten)
|
hek [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 27546 |
hemd |
kuilhemd:
kulhømǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Domaniale])
|
Hemd, meestal gemaakt van flanel. [N 95, 60; monogr.]
II-5
|
| 19915 |
hemel |
hemel:
hemel (L426p Buchten)
|
hemel [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 34474 |
hen met kuikens |
brok:
brok (L426p Buchten)
|
Kip die rondloopt met kuikens. Zie afbeelding 9. [A 6, 1c; A 28, add.; L 22, 22; Gwn 5, 15 add.; NE II, 11; L B2, 320; R 3, 40; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
| 19511 |
hengsel |
hengel:
ingel (L426p Buchten, ...
L426p Buchten),
hengsel:
hengsel (L426p Buchten),
henksel (L426p Buchten)
|
hengsel [SGV (1914)] || hengsel van waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (hengel, hengsel) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
| 33748 |
hengst |
hengst:
heŋs (L426p Buchten)
|
Ongesneden mannelijk paard. [JG 1a, 1b; A 4, 2b; L 20, 2b; L 39, 42; L A1, 166; S 27; Wi 8; monogr.]
I-9
|