18017 |
hoest |
hoest:
hoos (L426p Buchten),
hōs (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
hoest [SGV (1914)] || Hoest als gevolg van het mijnstof. [N 95, 964]
II-5, III-1-2
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hooste (L426p Buchten)
|
hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33034 |
hoeveelheid halmen voor een halve schoof |
geleg:
gǝlęq (L426p Buchten)
|
In het zuiden van Belgisch Limburg waar met de zicht wordt gemaaid kent men het begrip "ongebonden halve graanschoof"; de maaier haalt met één keer inkappen en uitwinnen de hoeveelheid halmen voor een halve schoof bijeen. In de rest van het onderzoeksgebied komt het begrip niet voor. Zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf en kaart 19. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 29; monogr.]
I-4
|
25414 |
hoeven verwijderen |
hoeven afhouwen:
hūvǝ āfhǫwǝ (L426p Buchten)
|
Eerst wordt de gehele poot verwijderd van het lijf en dan worden later de hoeven van de poot gekapt. Het kan zijn dat sommige antwoorden eerder duiden op het begrip "poot verwijderen" dan op "hoef verwijderen". [N 28, 46; monogr.]
II-1
|
27818 |
holle boor |
holboor:
hǭlbǭr (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Holle boorstang. Deze biedt de mogelijkheid om nat te boren. [N 95, 803; monogr.]
II-5
|
24324 |
hommel |
hommel:
hommel (L426p Buchten),
hoomel (L426p Buchten)
|
hommel [DC 09 (1940)], [SGV (1914)]
III-4-2
|
20524 |
homp brood |
tomp:
tòmp (L426p Buchten)
|
homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19784 |
hond |
hond:
hondj (L426p Buchten)
|
hond [SGV (1914)]
III-2-1
|
19782 |
hondenhok |
hondskooi:
honjskooij (L426p Buchten)
|
hondenhok [DC 10 (1941)]
III-2-1
|
20614 |
honger hebben |
verrekken van de honger:
verrek van den hònger (L426p Buchten)
|
honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)]
III-2-3
|