30723 |
inschuren |
inschuren:
enšūrǝ (L426p Buchten)
|
Met behulp van puimsteen in de natte grondverf schuren om de verflaag te doen hechten aan de plamuurlaag. [N 67, 72b]
II-9
|
25236 |
inslaan, van de bliksem gezegd |
inslaan:
insjlaon (L426p Buchten),
inslag:
enen insjlaag (L426p Buchten)
|
inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
28133 |
instorting |
instorting:
enštǫrteŋ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Het plots inzakken van het dak van de mijngang of een instorting in een galerij of steengang. [N 95, 901; N 95, 929; N 95, 843; monogr.; Vwo 172; Vwo 398]
II-5
|
28173 |
intrekkende schacht, instromingsschacht |
intrekkende schacht:
entrękǝndǝ [schacht] (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De schacht waarlangs de verse lucht het ondergrondse gedeelte van de mijn wordt binnengevoerd. De opgaven "beur één", "put één" en "schacht één" duiden het nummer aan van de schacht die op de desbetreffende mijn als instromingsschacht wordt gebruikt. Zo vermeldt de invuller uit L 417 dat men op de mijnen in Zwartberg en Waterschei de oneven nummers voor de intrekkende schachten gebruikt, terwijl men de uitstromingsschachten even nummers geeft. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 205; monogr.]
II-5
|
28035 |
inzakken, zich zetten |
afzakken:
āfzakǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Gezegd van de daklaag, wanneer deze zakt. Door de koolontginning maakt men ruimte in de koollaag. Door het enorme gewicht dat zowel op de koollaag als op de gesteentelagen drukt, willen de daklagen boven de gemaakte ruimte gaan zakken (Driessen pag. 152-153). Deze druk kan een steun zijn bij het werk van de koolhouwer, omdat ze een wat brekende werking uitoefent op de resterende koollaag. [N 95, 524; N 95, 389]
II-5
|
21986 |
inzetgeld |
inleggeld:
inlekgeltj (L426p Buchten)
|
het inleggeld (inzetgeld) per duif? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21915 |
jaarduif |
jarige, een ~:
jörige (L426p Buchten)
|
een jonge duif van één jaar? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
18566 |
jacquetpak |
jacquet (<fr.):
sjekèt (L426p Buchten)
|
jacquetkostuum, bestaande uit zwarte slipjas, vest en gestreepte broek [sjeket, seket] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
sjaloes (L426p Buchten)
|
jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|