e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karwip karwip: [kar]wep (Buchten) Werktuig dat door smeden wordt gebruikt om karren op te lichten, bijvoorbeeld wanneer er onderdelen van een wiel zoals een naafbus of wielband vervangen moeten worden. Het bestaat uit een getande stang die door middel van een hefboom omhoog en omlaag kan worden bewogen. Mogelijk kunnen met de termen in dit lemma ook andere soorten heftoestellen worden bedoeld. Zie ook afb. 208. [N 17, 81; N 33, 283; monogr.] II-11
kassier kassier: kasēr (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Ambtenaar die het loon uitbetaalde. Volgens de informant van Q 15 waren drie à vier beambten van de loonadministratie bezig de mijnwerkers in groepen uit te betalen. [N 95, 981] II-5
kast kast: kas (Buchten) kast [SGV (1914)] III-2-1
kat kat: kat (Buchten) kat [SGV (1914)] III-2-1
katapult katapult: kattapult (Buchten) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjeswegschieten? [DC 23 (1953)] III-3-2
kathedraalglas kathedraalglas: katǝdrālglās (Buchten) Een in veel kleuren voorkomend vensterglas dat een ruw en onregelmatig oppervlak heeft. Het vormt een imitatie van het glas dat vroeger in kerkramen werd gebruikt. [N 67, 89l] II-9
katholiek katholiek (<fr.): katholiek (Buchten) katholiek [SGV (1914)] III-3-3
katoen katoen: katūn (Buchten) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
kauw dooltje: dölke (Buchten), tjaak: tjaak (Buchten) Hoe heet de kauw? [DC 06 (1938)] || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] III-4-1
kauwen kauwen: kauwe (Buchten) kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3