e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Buchten

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koeienmaag maag: māx (Buchten) Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11] I-11
koeienstand stand: štanjt (Buchten) Dat deel van de stal waar de koeien staan en dat gelegen is tussen de stalpalen en de mestgoot of het mestbed. De koeienstand in moderne stallen is iets hoger dan de mestgoot en mestgang er achter, waardoor voorkomen wordt dat de koeien in de mest en gier staan staan of liggen. Sommige woordtypen betreffen de vloer of het soort vloer waar de koeien op staan. De meervoudsvormen hebben doorgaans betrekking op de dubbele stal waar het telkens om twee koeienstanden gaat, die tegenover elkaar geplaatst zijn. Zie afbeelding 10. [N 5A, 40b; N 4, 79; A 10, 9a en 14; Gwn 4, 7; monogr.] I-6
koekenpan braadpan: braaipan (Buchten), koekenpan: kokepan (Buchten), pan: pan (Buchten) Platte pan met een steel voor het bakken van pannekoeken, eieren, etc. (koekepan, pan) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
koekje knapkoek: Syst. WBD  knapkook (Buchten) Krakeling (britsel, ring?) [N 16 (1962)] III-2-3
koekoek koekoek: koekoek (Buchten) koekoek (39 zomervogel; roep [koe-koek] [N 09 (1961)] III-4-1
koekoeksbloem koekoeksbloem: -  koekoeksbloom (Buchten) echte koekoeksbloem [DC 17 (1949)] III-4-3
koele wind fris windje: frisch wèndje (Buchten) koele wind [koeltje] [N 81 (1980)] III-4-4
koeltoren koeltoren: kø̄ltoarǝ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Torenvormige koelinstallatie. [N 95, 19; monogr.; div.] II-5
koepe-lier lier: līr (Buchten  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), schachtlier: šaxlīr (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]) Lier waarmee het materiaal- en kolentransport in een opbraak wordt verricht. Door het ontbreken van een aantal veiligheidsinrichtingen is in de Nederlandse mijnen transport van personen met behulp van deze lier niet toegestaan (Lochtman pag. 68). [N 95, 94; monogr.; N 95A, 13] II-5
koestal koestal: kō[stal] (Buchten) De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s] I-6