19980 |
kwispelstaarten |
kwispelen:
kwispele (L426p Buchten)
|
kwispelstaarten [SGV (1914)]
III-2-1
|
28273 |
laadplaats |
laadplaats:
lātplāts (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
De ondergrondse ruimte naast de schacht waar de mijnwagens op de kooi worden geduwd. [N 95, 690; monogr.; N 95A, 3; N 95, 178]
II-5
|
27368 |
laadstok |
laadstek:
lātštɛk (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Ronde houten stok waarmee de schiethouwer of schietmeester de patronen in het schietgat duwt. De stok is van hout omdat een metalen laadstok vonken zou kunnen voortbrengen en op deze wijze de lading vroegtijdig zou kunnen doen ontploffen. [N 95, 406; monogr.; Vwo 176; Vwo 178; Vwo 463]
II-5
|
27890 |
laadwagen |
laadschup:
lājšø̜p (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Domaniale, Wilhelmina]),
laadwagen:
lājwāgǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits]),
scheplaadwagen:
šø̜plājwāgǝ (L426p Buchten
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Mechanisch aangedreven machine waarmee bij de aanleg van steengangen en galerijen de losgeschoten of losgehakte stenen in mijnwagens kunnen worden geladen. De woordtypen "eimco" (Q 35), "eimcowagen" (Q 121) en "sullivan" (Q 121) hebben betrekking op laadwagens, genoemd naar de fabrikant. [N 95, 830; N 95, 833; N 95, 834; monogr.; div.; Vwo 388; Vwo 389; Vwo 460; Vwo 695]
II-5
|
24925 |
laag grond |
laag:
loag (L426p Buchten),
loāg (L426p Buchten)
|
laag (znw.) [SGV (1914)] || laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brōk (L426p Buchten)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33650 |
laagte in een akker |
schoot:
šō.t (L426p Buchten)
|
Laagte of kuil waar de grond steeds vochtig blijft of waar water blijft staan. [N 11, 3a, N 11, add.; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
laagte:
lɛgdǝ (L426p Buchten)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
stevel:
sjtevele (L426p Buchten)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
25422 |
ladder |
leer:
lęjǝr (L426p Buchten)
|
Een ladder met bovenaan een lat waaraan een koord bevestigd is. Het geschoren en gereinigd varken wordt met de rug op de ladder gelegd. Als de achterste poten aan de bovensporten van de ladder zijn vastgesjord, wordt ze overeind gezet. Het varken komt met de snuit omlaag te hangen. [N 5aII, 62b; N 28, 64; N 28, 67; monogr.]
II-1
|